Aan het begin van veel van de grote Mahayana soetra's wordt de Boeddha omringd door een hele  verzameling van aanwezigen, en deze verzameling wordt beschreven, aan het begin van de soetra, en er zijn verschillende groepen mensen en wezens aanwezig; en de eerste twee groepen die over het algemeen worden genoemd, zijn de grote monniken - Śāriputra, Maudgalyāyana, Ananda, enzovoorts, en, als een aparte groep, de grote bodhisattva's.

Van de monniken wordt beschreven dat zij bepaalde superlatieve deugden en krachten hebben bereikt. De bodhisattva's zijn zij die anderen dienen en waarvan de prognose van Boeddhaschap ergens in de verre toekomst ligt.

Dit doet mij denken dat de vroege boeddhistische gemeenschap op de een of andere manier op deze manier verdeeld moet zijn geweest: dat er de wereldverzakers zijn en dat er de bodhisattva's zijn. En de wereldverzakers zijn zij die de vinaya volgen, zij hebben een strikte leefregel en hun doel is zuiverheid, een persoonlijk bereiken van nirvana. Terwijl de bodhisattva's een minder gecontroleerd leven hebben, zij vallen niet onder een strikte discipline, maar zij worden geleid door de geest van mededogen, de geest van altruïsme, van dienstbaarheid. We zouden dus kunnen veronderstellen dat de grote bodhisattva's, misschien, waren wat wij leken zouden noemen, te onderscheiden van de monniken.

We weten dat in de vroege communauteit de monniken in feite, wellicht beter, als broeders werden aangeduid. De "monniken" trokken rond van plaats tot plaats. Zij waren geen monniken in de zin van gebonden te zijn aan hun klooster met een regel van stabilitas zodat zij op één plaats moesten verblijven. Nee, de boeddhistische monnik was een rondtrekkende monnik. Hij trok van plaats tot plaats, van dorp tot dorp, van gemeente tot gemeente, van stad tot stad, van dorp tot dorp en op elke plaats waar hij kwam gaf hij onderricht en ontving hij offers, en het ontvangen van deze offers gaf verdienste aan de mensen die de offers brachten.

Er moeten in die steden, in die dorpen, leden van de boeddhistische gemeenschap zijn geweest, die de andere helft van dit evenwicht vormden. Dus, dit zouden de lekenorganisatoren zijn, zou je kunnen zeggen, de spirituele lekenleiders van de boeddhistische gemeenschap, die de bodhisattva's zouden zijn, elk in hun eigen stad. In sommige soetra's staat zelfs: Deze bodhisattva kwam uit deze stad, die bodhisattva kwam uit die stad, enzovoort.

En uit archeologisch onderzoek weten we dat er na de dood van de Boeddha stupa's werden opgericht, reliekschrijnen, waar mensen naartoe kwamen om te vereren, om hun respect te betuigen, om eerbied te betuigen, en dit waren centra van lekendevotie.

En de monniken hadden aparte viharas, woningen, die gewoonlijk op een aanzienlijke afstand van de stoepa lagen. Dus, de monniken bestuurden niet de organisatie van het gebeuren rond de stoepa. Dat was, zonder twijfel, in handen van de bodhisattva's.

Nu, het Zuiverland Boeddhisme is ongetwijfeld afgeleid van de praktijken die bij de stoepa's plaatsvonden. De praktijk bij de stoepa was dat men er kwam, offers bracht, en de stoepa omcirkelde, meestal al chantend. En het is hieruit dat de praktijk van het Zuiverland zich heeft ontwikkeld - niet uit de monnikentraditie, maar vanuit die mensen die de stoepa's omcirkelen en chanten. Het chanten van Namo Amida Bu, Namo Amida Bu, waarschijnlijk in het Sanskriet Amitabha, Amitabha, zo op die manier.

Namo Amida Bu                 Dank u zeer

Dharmavidya                      David


Geplaatst door Tineke Osterloh op juli 19, 2020 en vertaald in het Nederlands door Vajrapala

You need to be a member of David Brazier at La Ville au Roi (Eleusis) to add comments!

Join David Brazier at La Ville au Roi (Eleusis)

Email me when people reply –