We leven allemaal onder de lockdown en delen verhalen over hoe dat is. Ik ben hier in Frankrijk waar de lockdown vrij streng is. Toen hij voor het eerst werd aangekondigd, werd ons verteld dat we geen reizen mochten maken die niet absoluut noodzakelijk zijn. Dus ongeveer de enige winkels die open zijn, zijn supermarkten, apotheken, dat is ongeveer alles. En er wordt van je verwacht dat je naar de dichtstbijzijnde winkel gaat, niet verder reist dan absoluut noodzakelijk is.
Dus in die tijd ben ik naar de supermarkt gegaan en heb ik ongeveer drie keer zoveel uitgegeven als ik normaal gesproken zou besteden aan een reisje naar de supermarkt, één keer per week. Drie weken daarna had ik de meeste van die spullen opgebruikt en was ik van plan om weer naar de supermarkt te gaan. Ik ging zitten en dacht erover na. Ik dacht, nou ja, eigenlijk is het niet absoluut noodzakelijk, niets wezenlijks is op en ik zou nog een paar dagen verder kunnen. Dus ik ben toen niet naar de supermarkt gegaan. Dat was vorige week donderdag. Nu is het deze week alweer donderdag. Dus ik ben een week verder en ik doe dezelfde oefening en heb hetzelfde resultaat. Ik begon eraan te denken dat ik vandaag naar de supermarkt zou gaan. Maar eigenlijk, als ik het bekijk, heb ik genoeg om nog een paar dagen te overleven.
Het feit dat je in de lockdown situatie zit, doet je nadenken over wat essentieel is. Wat heb je eigenlijk nodig? In de lockdown zetten velen van ons dingen aan de kant die we normaal gesproken als onderdeel van het dagelijks leven zouden beschouwen. En natuurlijk zijn we erg geneigd om de uitdrukking "Ik heb dit nodig" of "Ik heb dat nodig" te gebruiken. Als we goed kijken naar de meeste van deze dingen die we denken nodig te hebben, hebben we ze eigenlijk niet nodig. We verlangen ze, ze zouden handig zijn, ze zouden nuttig zijn, maar we hebben ze eigenlijk niet nodig. Dit is een overweging die heel relevant is voor de boeddhistische manier van leven.
De Boeddha begon een orde van monniken, eigenlijk zou broeders een betere naam kunnen zijn omdat ze niet in kloosters zaten, ze zwierven rond. Ze werden bhikkhus genoemd. Het woord bhikkhu betekent een persoon die een deel heeft, een aandeel heeft, zou je kunnen zeggen. Dus de verwachting van de bhikkhu zou zijn dat de bhikkhu tevreden is met zijn lot, hij was tevreden met wat hij had. En eigenlijk leefden ze het meest minimalistische leven. De bhikkhu had drie gewaden, een waterfilter, een kom, dat was het wel zo'n beetje. Een of twee andere dingen eventueel. Ze hadden niet meer dan ze konden dragen. Ze zwierven van plaats naar plaats en ze bezaten niets meer dan ze konden dragen. Deze nadruk op grote eenvoud en op vertrouwen in de voorzienigheid - vertrouwen dat iemand iets in je kom zou stoppen - was een basis van het bhikkhu-leven. Tegenwoordig leven niet veel mensen meer op die manier. Zelfs Theravadan bhikkhus leven niet echt op die manier. Ze hebben een meer gegarandeerde voedselvoorziening en ze hebben de neiging om te leven in huizen die zijn verstrekt en ga zo maar door. Maar toch is het neigen naar grote eenvoud iets dat de moeite waard is om over na te denken.
In deze tijd van lockdown, in deze tijd waarin we beperkt zijn, is dit een zeer goed moment om deze reflectie te maken. Om te overwegen: wat hebben we echt nodig? Waar hebben we het voor nodig? Behoeften zijn nooit volledig alleenstaand. Een behoefte is altijd voor iets. Dus ik stel voor dat we deze tijd allemaal gebruiken om na te denken over deze basisvraag. Wat hebben we echt nodig? Wat is echt essentieel? Dit is een grote hulp voor het geestelijk leven. Het is iets wat ik doe en ik hoop dat jij het ook doet.
Dank u wel. Namo Amida Bu
Dharmavidya David
Geplaatst door Ming Ming Wang op 22 september 2020 en vertaald in het Nederlands door Vajrapala
Replies